Er bestaan heel veel soorten beperking – zowel zichtbaar als onzichtbaar. Wat al deze beperkingen met elkaar gemeen hebben, is dat (on)begrip vanuit de maatschappij vaak een uitdaging blijft. In dit artikel hebben we ervaringen verzameld van jongeren met een zichtbare of een onzichtbare beperking en hoe zij met onbegrip omgaan. Hun verhalen laten zien hoe verschillend de reacties uit de omgeving kunnen zijn. Tegelijkertijd wordt duidelijk hoe vaak zichtbare en onzichtbare beperkingen en onbegrip met elkaar verbonden zijn. Het is duidelijk: er valt nog veel te leren over hoe we als samenleving jongeren met een beperking benaderen.
Wat bedoelen we met zichtbaar en onzichtbare beperkingen?
Sommige beperkingen zijn meteen zichtbaar voor anderen – denk aan het gebruik van een rolstoel, krukken of gehoorapparaat. Dit zijn wat we noemen zichtbare beperkingen.
Andere beperkingen zie je van buiten niet meteen. Voorbeelden zijn chronische vermoeidheid, autisme, ADHD, depressie, een spraakstoornis of bepaalde vormen van pijn. Dit noemen we onzichtbare beperkingen.
Beide vormen kunnen veel invloed hebben op het dagelijks leven. Toch worden ze door de buitenwereld vaak heel anders bekeken, of juist helemaal niet herkend. En dat verschil heeft gevolgen. Om dat verschil tastbaar te maken, hebben we jongeren gevraag naar hun ervaringen.
Hoe jongeren het onbegrip ervaren
Deze jongeren weten precies hoe het is om niet geloofd of verkeerd begrepen te worden.
Cat: SLE, maar ’te jong voor reuma’
“Ik heb al sinds mijn elfde SLE, een auto-immuunziekte die je niet aan de buitenkant ziet. Omdat ik 21 ben, krijg ik vaak opmerkingen als: ‘Reuma? Maar je bent nog zo jong!’ Of: ‘Waarom lukt een wandeling niet?’ Terwijl 10 km echt al het uiterste is. Het constant moeten uitleggen waarom iets niet gaat, is vermoeiend.”
Anouk: Mijn rolstoel bepaalt hoe mensen mij zien
“Ik doe vrijwilligerswerk in de gehandicaptenzorg, maar mensen zien mij daar vaak als cliënt – puur omdat ik in een rolstoel zit. Ook bij opleidingen stuiten ze meteen op mijn hulpmiddel, zonder te vragen wat ik wél kan. Het is confronterend hoe snel mensen een beeld van je vormen.”
‘Wat knap dat je hier bent…’
“Op een festival prezen mensen me de hemel in omdat ik ‘met een beperking in m’n eentje durfde te komen’. Klinkt aardig, maar ze deden alsof ik iets onmogelijks had gedaan. Eén vrouw begon zelfs te huilen en zei: ‘Wat fijn dat je uit huis mag.’ Dan besef je hoe klein ze jouw wereld blijkbaar inschatten.”
Daan: Zichtbare vs. onzichtbare beperking: één situatie, twee reacties
“Ik was met Anouk op een congres. Zij zit in een elektrische rolstoel; ik heb tics en raak snel overprikkeld, maar dat zie je niet altijd. Zolang we samen waren, werden we constant geholpen – soms zelfs overdreven. Maar toen Anouk even weg was en ik alleen achterbleef, kreeg ik geen enkele hulp meer. Ik had moeite met de weg vinden, maar niemand kwam naar me toe. Het verschil was schrijnend: alsof alleen een zichtbare beperking hulp ‘waard’ is, terwijl we juist sámen functioneerden en elkaar steunden. Die dubbele maat viel me echt op.”
Walter: ‘Je bent te jong voor een handicap’
“Ik ben slechtziend, hypermobiel en heb een stoornis in mijn autonome zenuwstelsel. Mijn zicht is 30%, maar zonder stok denken mensen dat er niets aan de hand is. Mijn hypermobiliteit zorgt voor luxaties – gewrichten die uit de kom schieten – soms 35 keer per dag. Daarom wissel ik tussen lopen, krukken of een rolstoel.”
“De reacties op mijn parkeerkaart zijn heftig. Mensen noemen me een aansteller of erger. Ze geloven niet dat ik beperkt ben omdat ik jong ben.”
Onzichtbare beperking, onzichtbaar risico
“Door mijn zenuwstelselstoornis kan ik zomaar flauwvallen: mijn lichaam regelt bloeddruk, ademhaling en bloedsuiker niet goed. Ik heb jaarlijks 25 hersenschuddingen door valpartijen. Als ik hulp vraag in een winkel of openbaar vervoer, geloven mensen me vaak niet – tot ik echt wegval.”
Wat we wel kunnen doen
Deze verhalen tonen hoe hardnekkig zichtbare en onzichtbare beperkingen en onbegrip verweven zijn in het dagelijks leven van jongeren – vaak op manieren die de buitenwereld niet ziet.
Vooral onzichtbare beperkingen blijven vaak onder de radar, waardoor jongeren zich onbegrepen of zelfs niet geloofd voelen. Maar ook bij zichtbare beperkingen worden mensen te vaak gereduceerd tot hun hulpmiddel of rolstoel, in plaats van gezien als persoon.
Meer begrip begint bij luisteren, vragen durven stellen en onze aannames loslaten. Niet elke beperking is zichtbaar, en niet elke zichtbare beperking vertelt het hele verhaal. Juist door ruimte te geven aan de ervaringen van jongeren zelf, kunnen we als samenleving inclusiever worden. En dat is hard nodig.


